30
Het tikken van de nieuwe keukenklok klonk zo hard dat het hem verraste. Wat hem opviel was het contrast met het lawaai van een paar minuten geleden. Dat was voordat Jo met hem door het huis was gelopen, en hem had gedwongen om een voor een alle apparatuur uit te zetten: de televisie, de radio, de iPod: het cricket, het nieuws, de grootste hits van Blur. Daarna liet ze hem plechtig beloven het niet allemaal meteen weer aan te zetten, en ging ze weg.
Eerst werd hij knettergek van de stilte. Maar in de afgelopen weken had hij geleerd om de voortdurende wanorde van zijn gedachten te beteugelen. Niet dat hij overal nu vrede mee had, maar het was in elk geval weer leefbaar. Hij had de klok gekocht om hem gezelschap te houden. Het was een replica van een oude stationsklok. Het was meer geluk dan wijsheid, maar de houten kast om de klok paste precies bij de keukenkastjes die hij zelf had gemaakt van oude spoorbielzen, zodat het leek alsof de klok er altijd had gestaan. Alsof ze van hetzelfde landelijke stationnetje kwamen.
Inmiddels putte hij troost uit het betrouwbare tik, tak, tik, tak. Zoals ook de zuchtjes door de babyfoon zijn gepieker om drie uur ’s nachts wisten te sussen. Als hij eerlijk was, was hij nu liever alleen geweest met die gedachten en de klok. Maar hij had geen keus. Daar had Nicci wel voor gezorgd. Zoals altijd.
Wanneer had Nicci hem precies gekocht? vroeg Jo zich af. Ze kon zich niet meer herinneren of ze de klok eerder had gezien. Misschien had David hem wel gekocht. Nee. Ze zette de gedachte van zich af. Om te beginnen paste het precies bij de rest van de keuken, dus daarom wist Jo wel zeker dat David hem niet uitgekozen kon hebben.
Hij was heel goed in de grote lijnen; zijn gebouwen haalden de shortlist bij allerlei architectuurprijzen. De partners binnen zijn bedrijf moesten schoorvoetend toegeven dat ze niet zonder hem konden. Maar David was van de grote dingen, Nicci was van de details.
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen,’ zei Jo toen het duidelijk werd dat David, Lizzie en Mona allemaal niet van plan waren hun mond open te doen.
Mona pakte de fles rosé die in een plasje condens in het midden van de tafel stond en schonk hem leeg in haar glas. Een halfje en een paar druppels, meer zat er niet in. ‘Sorry,’ zei ze schouderophalend, toen ze Lizzies gezicht zag. ‘Ik dacht er niet bij na…’
‘Geen probleem.’ David duwde zijn stoel naar achteren en liep naar de ijskast. ‘Ik heb genoeg.’
‘Ik voel me zo stom,’ zei Jo tegen niemand in het bijzonder. ‘Ik bedoel, we zijn zeventien jaar bevriend geweest. Zeventien jaar. Ik dacht dat we wel zo’n beetje alles van elkaar wisten wat er te weten viel.’
‘Dacht je dat echt?’ zei Mona nuchter. ‘Ik niet. Ik heb nooit één seconde gedacht dat ik alles over Nicci wist wat er te weten viel… O,’ voegde ze eraan toen, ‘ik weet best dat jullie tweeën closer met Nicci waren dan ik, zelfs al voor ik naar Australië ging.’
‘Dat is niet…’ viel Lizzie haar in de rede.
‘Je hoeft me niet te beschermen, hoor. Je weet best dat het zo is. Jullie zijn altijd al meer met z’n drieën geweest.’ Mona glimlachte naar David. De gênante situatie van pas geleden was even vergeten. ‘En ik stond er een beetje buiten.’
‘Maar daar zouden we het nu niet over hebben, toch?’ zei Jo.
De vrouwen vielen stil terwijl David de kurk uit de fles trok en eerst Lizzies en toen Jo’s glas bijschonk, voor hij zijn eigen glas nog eens vulde.
‘Ik wil alleen maar zeggen,’ zei Mona, ‘dat ik nooit het gevoel heb gehad dat ik alles van Nicci wist. Weet je nog na de begrafenis? We zaten in het schuurtje met onze brieven…’ Ze keek David even verontschuldigend aan, maar die nam een slok en haalde zijn schouders op alsof hij wilde zeggen dat dat er ook nog wel bij kon. ‘Jo zei dat Nicci zich eigenlijk nooit in haar kaarten had laten kijken.’
‘Volgens mij zei jij dat.’
‘Wie het dan ook heeft gezegd, had in elk geval wel gelijk,’ onderbrak David haar. ‘Ik bedoel, laten we eerlijk zijn. We wisten allemaal heel goed dat als we Nicci ook maar iets over haar familie vroegen, we het risico liepen wekenlang genegeerd te worden door haar. Ja,’ zei hij, toen hij hun geschrokken gezichten zag. ‘Zelfs ik. Ik heb die fout één keer gemaakt, en dat was meer dan genoeg. We hadden er allemaal meer op kunnen aandringen, maar dat hebben we geen van allen gedaan. En nu zullen we nooit weten wat er was gebeurd als we wel de moed hadden gehad. We hadden het tot de bodem kunnen uitzoeken, maar we deden wat we altijd deden.’
Hij keek de tafel rond. Alleen Lizzie wilde hem niet aankijken.
‘We deden wat Nicci van ons verlangde. Omdat we bang waren haar kwijt te raken terwijl we haar misschien juist hadden gevonden als we eens een keertje tegen haar van leer waren trokken.’
Er klonk geroezemoes uit de babyfoon in de hoek van de keuken. Vier hoofden draaiden zich instinctief in die richting. ‘Zo terug,’ zei David.
‘Hij is een goeie vader, hè?’ vroeg Mona, toen het geluid van zijn voetstappen op de trap wegstierf en het gejammer als snel plaatsmaakte voor het geroutineerde sussen van een ouder.
Lizzie en Jo keken elkaar aan en trokken een grimas, die snel verdween voor Mona hen kon betrappen.
‘Een hele goeie vader,’ zei Lizzie. ‘En een goeie echtgenoot.’
‘Een een goeie vriend,’ voegde Jo eraan toe. ‘Een hele goeie vriend. Gek eigenlijk. Ik heb David nooit zo gezien, voordat… maar nu zie ik het ineens. Hij is niet alleen maar Nicci’s echtgenoot, hij is een van ons. Wie dwingt hem om hier met ons zo te zitten? Niemand. Nicci is er niet meer om hem op te dragen dit te doen.’
Zwijgend hieven de drie vrouwen hun glas op hun afwezige vriendin.
‘Hij hoeft niet,’ zei Jo. ‘Hij wil het zelf. David had ook tegen ons kunnen zeggen dat we moesten opdonderen en ons met onze eigen zaken moesten bemoeien, maar dat is niet gebeurd. Terwijl zoveel mannen dat wel hadden gedaan.’
Het gemompel uit de babyfoon hield op en ze hoorden zijn blote voeten weer op de trap.
‘Waar ik steeds aan moet denken,’ zei David toen hij de keuken weer in kwam, ‘is dit. Ook al wist ik het niet – nee, ik moet zeggen, ook al had ik mijn kop diep in het zand gestoken, laten we eerlijk zijn – dan heeft een van jullie ergens in haar achterhoofd toch vast wel iets vermoed? Jullie kenden Nicci al een paar jaar voordat ik in beeld kwam.’
‘Twee en een half jaar,’ antwoordde Jo.
Lizzie slaakte een zucht.
‘Het moet voor haar nog altijd heel pijnlijk zijn geweest,’ ging David verder. ‘Ik bedoel, die hele periode tussen haar eindexamen en haar studie is zo vaag. Haar moeder weet niet waar Nicci naartoe is gegaan nadat ze bij haar wegliep. En jullie ontmoetten haar pas eind september. In de tussentijd moet ze toch ergens hebben gewoond? En hoe kwam ze aan geld? Er moet iets zijn gebeurd. Een of andere misstap misschien?’
Terwijl de vrouwen hun geheugen doorzochten, bekeek David hun gezichten, op zoek naar een spoor van samenzwering, een teken dat zij samenspanden om iets voor hem te verbergen. Maar hij zag niets aan hen.
‘Ik kan me niets herinneren, jij wel?’ vroeg Lizzie aan Jo. ‘Van die whiskyavond? Daar herinner ik me sowieso niks van, aangezien ik voornamelijk bewusteloos was, of moest overgeven. Maar jij zei dat Nicci jou heeft verteld dat haar vader bij hen is weggegaan toen zij nog heel klein was, en dat ze het jaar ervoor enorm ruzie had gekregen met haar moeder. Was dat alles wat ze heeft verteld?’
‘Je moet het mij niet vragen,’ zei Mona. ‘Als jullie het al niet weten, weet ik het helemaal niet. Jo, weet je zeker dat er niet nog iets was?’
Jo dronk haar wijn en dacht hard na. ‘Ik pieker me suf sinds David me dit verteld heeft,’ zei ze. ‘Maar het enige dat ik nog weet, is dat je er maar beter niet naar kon vragen.’
Jo keek naar haar handen. Je kon er maar beter niet naar vragen. Je kon het maar beter laten zoals het was. Je kon Nicci maar beter haar zin geven. Hoe vaak hadden zij dat alle vier niet gedaan, de afgelopen jaren?
‘Er was een keer zo’n mars tegen Geweld tegen Vrouwen,’ zei Lizzie peinzend. ‘Maar dat was iets eenmaligs.’
De anderen keken haar aan. ‘Geweld tegen Vrouwen?’ vroeg David.
‘In ons tweede jaar raakte Nicci een beetje betrokken bij de vrouwengroep van onze studentenvereniging. Maar daar kreeg ze toen heel erg ruzie. Of verzin ik dat maar?’
‘Dat was ik helemaal vergeten.’ Jo nam een handje cashewnootjes uit een schaaltje dat David op tafel had gezet en kauwde bedachtzaam. ‘Ze was ontzettend kwaad toen ze terugkwam van die demonstratie. En ze had een fles gin bij zich.’
‘Sindsdien haatte ze gin,’ riep Mona uit. ‘Dat is een van de weinige keren dat ik haar echt heel erg dronken heb gezien. Ze bleef maar tekeergaan over dat praatjes geen gaatjes vullen, en dat de organisatie hun eigen ergste vijand was, of zoiets. Ze was zo kwaad dat haar lippen helemaal wit wegtrokken, weet je nog?’
‘Ja, ik weet hoe ze dan kon zijn,’ zei David wrang. ‘Ik deed altijd erg mijn best te voorkomen dat het zover kwam.’
‘Net als wij allemaal,’ zei Lizzie met een glimlach.
‘En dan had je nog Donna Brooks,’ bracht Jo zachtjes in herinnering. Maar er was iets aan haar toon dat de anderen stil deed vallen. Het korte moment van luchtigheid was alweer voorbij.
‘Donna Brooks?’ vroeg Mona.
‘Wie is Donna Brooks?’ wilde David weten.
‘O god,’ zei Lizzie. ‘Dat we die zijn vergeten. Ik heb alleen nooit gezien wat dat te betekenen had, tot nu toe.’
‘Wie was Donna Brooks?’ herhaalde David geïrriteerd.
‘Vraag het maar aan Lizzie,’ zei Jo. ‘Die kende haar beter dan wij.’
‘Nou, ik kende haar niet echt,’ zei Lizzie. Ze keek David verontschuldigend aan. ‘Niemand kende haar. Ze studeerde ook Engels. Ik geloof dat het gebeurde tijdens onze verplichte module over de tragedies ten tijde van Jakobus de Eerste… We bestudeerden The Duchess of Malfi. Nicci had er geen tijd voor, dus ze was heel vaak absent.’
Uit haar ooghoek zag Lizzie dat Jo haar gebaarde om ter zake te komen. Maar Lizzie negeerde haar.
‘Het was een publiek geheim dat Donna Brooks iets had met de docent, Noem-mij-maar-Martin en Nog-wat. God mag weten hoe het mogelijk was dat zijn vrouw daar niets van wist. Of misschien kneep die wel een oogje dicht.’
‘Misschien,’ zei David. ‘Elke lichting studentes heeft zijn eigen Donna Brooks.’
Lizzie haalde haar schouders op. ‘Misschien. Maar Nicci had meteen al iets tegen die man. Hij was niet alleen getrouwd, hij was ook veel ouder dan wij. Dikke pens, kale kop. Nicci zei dat het allemaal om macht ging. Dat had ze uit een boek dat ze aan het lezen was. Donna dacht dat zij macht kreeg door het met haar docent te doen. En hij kreeg macht door een aantrekkelijke, jonge studente in bed te lokken. Maar Donna vertelde iedereen die het maar horen wilde dat Martin verliefd op haar was.’
‘En wat vond Nicci daarvan?’ vroeg David.
‘Je kent Nicci,’ zei Jo. ‘Zero tolerance.’
‘En ik denk niet dat ze haar mening onder stoelen of banken stak,’ zei Mona.
Jo en Lizzie keken elkaar aan. Ze wisten allebei dat Mona aan Neil dacht.
‘Hoe dan ook,’ zei Lizzie, die er niet aan gewend was dat zij over belangrijke informatie beschikte en het tot haar verrassing nogal leuk vond dat men aan haar lippen hing, ‘op een avond, na het laatste college, zagen we hen staan bekvechten in de gang. Hij had haar heel stevig bij haar polsen vast, het moet echt pijn gedaan hebben. Nicci wilde erop af, maar ik heb haar meegesleurd. Ze heeft de rest van de avond niet meer tegen me gepraat. Ze sloot zich op in haar kamer met de Manics keihard aan. Eerlijk gezegd vond ik het allemaal nogal overdreven. Ze mocht Donna niet eens. Donna was niet een van ons.
‘De volgende dag stond Donna in tranen in de eetzaal, en iemand zei dat het kwam doordat het uit was met haar vriendje. Ik weet niet of ze blauwe plekken had. Ze droeg een trui, dus we zagen niks.’
Jo en Mona knikten.
‘Omdat wij het hadden gezien – die ruzie in de gang – dacht ik altijd dat zij hem had gedumpt. Een paar dagen later zei iemand dat ze weer bij elkaar waren. Nicci was laaiend, maar dat was nog niks vergeleken met de week daarop, toen… Jemig, niet te geloven dat ik dit allemaal bijna was vergeten!’
‘Nou, je herinnert het je nu weer,’ zei David ongeduldig. ‘Dus vertel op. Wat gebeurde er?’
Lizzie keek beschaamd. ‘Wat mij betreft niets,’ zei ze. ‘Niet echt, tenminste. Een week sinds ze weer bij elkaar waren, zat Donna in het lokaal met een zonnebril op. Dat hielp niet echt, want de blauwe plek liep helemaal door tot op haar wang. Ze zei dat ze was gevallen met haar dronken kop en ik geloofde dat. Het was mij ook wel eens overkomen. Maar Nicci geloofde er niets van. Nicci was zo woedend – irrationeel, vond ik toen – dat ze haar tas pakte en uit de werkgroep stormde. De docent riep nog dat ze moest terugkomen. Maar ze kwam niet terug. Ze heeft haar essays geschreven en ze heeft het tentamen gemaakt, maar ze heeft nooit meer bij hem in het lokaal willen zitten – en ook niet bij Donna Brooks. Ze kopieerde mijn aantekeningen altijd.’
David begon te ijsberen door de keuken. ‘Wat zei ze daar zelf over?’
‘Wie? Donna?’
‘Nee! Nicci. Wat zei Nicci toen je haar vroeg waarom ze het lokaal uit stormde?’
Lizzie keek schaapachtig naar de tafel. ‘Ik weet niet of ik dat wel heb gevraagd. Ik dacht gewoon dat Nicci overdreven reageerde. Zoals zo vaak. Maar dat is juist het punt, hè, die reacties hebben allemaal met elkaar te maken.’
David zakte terug in zijn stoel alsof iemand een ventiel uit hem had getrokken. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ik denk dat we gerust kunnen stellen dat het allemaal met elkaar te maken heeft.’
‘Ik heb een sigaret nodig,’ zei David uiteindelijk, toen Lizzies gekwetste zwijgen hem teveel werd.
‘Ik dacht dat jij gestopt was,’ zei ze.
‘Ik ben weer begonnen.’
‘Iemand anders ook eentje?’ Hij maakte een verkreukeld pakje Marlboro open dat hij uit zijn jaszak had gehaald en hield het voor hen op. Alleen Mona nam er eentje.
‘Mo…?’
‘Bijzondere gelegenheid,’ zei ze, en ze stopte de sigaret tussen haar lippen en inhaleerde diep toen de lucifer die David had aangestoken de tabak deed ontbranden. Het moment was zo wonderlijk intiem, dat hij bijna liever had dat het niet was gebeurd.
‘De grote vraag is: wat doen we nu?’ vroeg Jo.
‘Niets. Wat kunnen we doen?’ David draaide zich om en keek uit over zijn door de avondschemering verlichte tuin. ‘Het is voorbij. Het is gebeurd. Nicci is dood. Tenzij je een seance met zo’n letterbord voor ogen hebt?’ Het was als grapje bedoeld, maar niemand lachte. ‘Geintje,’ zei hij bedroefd. Lizzie was de enige die flauwtjes lachte.
‘We moeten maar wennen aan het idee dat ze is gestorven terwijl wij allerlei belangrijke dingen niet van haar weten. En dat zij dat zo heeft gewild.’
‘Zo bedoelde ik het niet.’ Het bankje schraapte over de tegels toen Jo het naar achter duwde. Ze liep rond de tafel en ging naast hem tegen het aanrecht staan. Terwijl hij naar buiten staarde, keek zij rond in de keuken. Davids gezicht zag er en profil vermoeid uit, en het ronde dat hem ooit zo’n jongensachtige uiterlijk gaf, was uitgezakt tot een soort onderkinnetje. ‘Ik had het over Lynda.’
‘Wat is er dan met haar?’ David nam een hijs, hield de nicotine in zijn longen en telde tot tien voor hij uitademde. Jo probeerde niet terug te deinzen toen alle rook haar kant op waaide, voor het door het open raam naar buiten trok.
‘Wat moeten we met haar?’ vroeg ze.
‘Wé?’ Hij schrok zelfs van de snelheid waarmee hij zich naar haar omkeerde. Ergens in zijn achterhoofd maande een stemmetje hem tot kalmte. Ze bedoelt het goed, zei dat stemmetje. Je weet best dat ze het goed bedoelt. Hij probeerde rustig te praten, tot hij niet bepaald redelijk maar ook niet echt agressief zei: ‘Wí´j doen helemaal niets: ík ga er nog eens een nachtje over slapen.’
Aan de andere kant van de keuken zag Lizzie dat Jo’s gezicht verstrakte. Lizzie haatte confrontaties, altijd al. Ze zou het liefst de keuken, en zelfs het huis verlaten. Maar daar had ze nu de kans niet voor.
‘David,’ zei Lizzie voorzichtig, ‘dit is geen “ik”-situatie. Nicci heeft een deel van de zorg voor Harrie en Charlie aan Jo overgelaten. Ik weet heel goed dat het jouw kinderen zijn, maar Jo is het aan Nicci verschuldigd om te doen wat zij van haar heeft gevraagd… En Nicci wilde haar moeder niet in de buurt van haar kinderen hebben. Als dat wel zo was geweest, had ze haar die kans wel geboden toen ze nog leefde.’
‘Lizzie…’
‘Wij zijn hun peetmoeders,’ zei Lizzie. Ze klonk volhardend.
Het was stil in de keuken. Er was alleen het tikken van de klok en de geluidjes van de meisjes door de babyfoon, en David en Mona die hun nicotine inhaleerden en uitbliezen. Mona ving Lizzies blik terwijl ze de rook naar het plafond blies. Ze hield haar hoofd schuin alsof ze wilde vragen: moeten wij weg?
Lizzie schudde zachtjes haar hoofd. Een groot deel van haar wilde haar tas pakken en wegwezen, maar een klein, sterker deel was vastbesloten te blijven. Wat er nu zou gebeuren was van invloed op hen allemaal, maar vooral op de twee kleine meisjes die boven lagen te slapen; de meisjes die ze allemaal iets verschuldigd waren – ook al had Nicci hen alleen aan Jo ‘nagelaten’. Zoals ze al zei, David was hun vader, maar zij – zijzelf, Mona en Jo – waren hun peetmoeders.
De paar seconden die voorbijgingen voor David een laatste trek van zijn sigaret had genomen en hem uitdoofde onder de keukenkraan leken een eeuwigheid te duren.
‘Het spijt me, Jo,’ zei hij uiteindelijk. ‘Echt, het spijt me. Jullie moeten niet denken dat ik het niet waardeer, wat jullie allemaal doen. Jullie zijn een belangrijk deel van het leven van de meisjes. Ze houden van jullie en ik wil graag dat dat zo blijft. Maar dat is mijn keuze. Nicci heeft haar eigen keuzes gemaakt, maar zij is er nu niet meer. Ik had het ook liever anders – niemand wilde liever dat het anders was dan ik – maar Nicci is weg en ik moet verder met mijn leven. De meisjes hebben twee grootmoeders. Dat is er eentje meer dan ze zelf weten. Denk daar maar eens over na. Vergeet Nicci heel even, en stel je eens voor wat de meisjes ervan zouden vinden – ik bedoel, wat nu als zij er later als ze groot zijn achter komen dat ik dit voor hen heb verzwegen? Ik denk – nee, ik weet zeker – dat zij er recht op hebben om haar te leren kennen. Om een band met haar op te bouwen, omdat ze het enige stukje van hun moeder is dat zij nog over hebben.’
Hij liet zijn hand door zijn haar glijden, waarbij een plukje rechtop bleef staan. Toen keek hij ieder van hen aan, half vragend, half in afwachting van hun bezwaren. Toen niemand iets zei, ontspanden zijn schouders zich. Lizzie waagde een glimlachje.
Ze zou zweren dat hij dat heel even beantwoordde.
‘En Lynda…’ David haalde zijn schouders op, ‘… die heeft een vreselijke, hartverscheurende fout gemaakt, en niemand heeft daar meer spijt van dan zij. Dat geloof ik oprecht. En ik geloof ook oprecht dat ze een tweede kans verdient. Het is alleen heel verdrietig dat Nicci niet de tijd heeft gekregen om ook tot die conclusie te komen.’
Maar misschien was ze al tot die conclusie gekomen, dacht Lizzie.